digitale kabeltelevisie

« Kabel wil snel Tweede Kamer kanaal Tien themakanalen publieke omroep »



Antwoord kamervragen AVRO Dier en Natuur

04 november 2005

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Medy van der Laan, heeft antwoord gegeven op de vragen van VVD-tweedekamerlid Fadime Örgü over het themakanaal AVRO Dier & Natuur TV dat Casema sinds kort doorgeeft. De staatssecretaris vind dit toegestaan; "Het is dus niet zo dat het gaat om programma’s die de AVRO exclusief aan zijn leden aanbiedt. De dienst die via Casema wordt aangeboden is een extra service aan AVRO-leden waarmee zowel AVRO als Casema de mogelijkheid hebben te experimenteren met nieuwe aanbiedingsvormen en digitale diensten."

Opvallend is dat er vooral voorbijgegaan wordt aan het feit dat dit kanaal aleen voor AVRO leden te bekijken is. De staatssecretaris lijkt meer antwoord te geven op de vraag of dit kanaal alleen via een decoder doorgegeven mag worden;

"2. Deelt u de mening dat het desbetreffende digitale themakanaal voor iedere Casema-abonnee met een digitale ontvanger binnen het Casema-gebied te ontvangen zou moeten zijn?

Antwoord:
De programma-inhoud is niet exclusief voorbehouden aan AVRO-leden. De inhoud is voor iedereen beschikbaar of beschikbaar geweest. De inhoud is verspreid via het open televisienet en beschikbaar via internet, onder andere bij ‘Uitzending gemist’. Ook Casema-abonnee’s zonder digitale ontvanger hebben dus de mogelijkheid, of hebben de mogelijkheid gehad om de programma’s te bekijken.
"

Ook bij vraag 3 gaat de staatssecretaris in op het feit dat programma's via verschillende platforms aangeboden mogen worden, niet op het aanbieden aan alleen eigen leden;

"3. Deelt u de mening dat publiek (mede)gefinancierde content zoveel mogelijk algemeen beschikbaar en toegankelijk dient te zijn?

Antwoord:
In een multimediaal landschap gaat het erom dat de publieke omroepen hun inhoudelijke aanbod langs verschillende wegen en met verschillende toepassingen aan het publiek kunnen aanbieden. Ook de huidige wetgeving gaat daar vanuit: artikel 13c, derde lid van de Mediawet biedt immers de ruimte om programmamateriaal, bestaand dan wel nieuw ontwikkeld, op andere manieren dan via algemene zenders aan het publiek aan te bieden. In een multimediale omgeving hebben omroepen de mogelijkheid materiaal toe te spitsen op verschillende publieksgroepen en op de variatie in mediagebruik. Dat kan zowel inhoudelijk als via diverse verspreidingsvormen (platforms). Het publiek kan dan kiezen op welke manier hij een programma wil bekijken. Publiek gefinancierde content zal dus niet meer zondermeer altijd alleen maar beschikbaar zijn via de traditionele generieke kanalen.
"

Lees het hele antwoord; Download file (rtf)